Tot voor kort had de particuliere houder van een kentekenplaat de mogelijkheid om in het geval van een verkeersovertreding een ‘onmiskenbare bestuurder’ aan te geven, indien hij zelf niet achter het stuur zat op het moment van de overtreding. Het meedelen van de identiteit van deze bestuurder was voor een particulier niet verplicht, wat zorgde voor tijdrovende procedures voor de politie en het parket om de ware identiteit te kunnen aantonen. Heel wat ‘echte’ overtreders bleven hierdoor onbestraft.
De Verzamelwet Verkeersveiligheid van 6 maart 2018 maakt het voortaan verplicht om de identiteit van de snelheidsovertreder bekend te maken. De wetgever gaat er nog steeds van uit dat de houder van de kentekenplaat ook de overtreding heeft begaan. Maar voortaan moet de houder van de kentekenplaat effectief bewijzen dat hij niet de bestuurder was op het ogenblik van de feiten. Hij moet dus ‘met een bewijsmiddel’ aantonen dat niet hij achter het stuur zat, maar iemand anders. Slaagt hij erin om te bewijzen dat hij niet de overtreder was, dan is hij bovendien verplicht om de identiteit van de ‘onmiskenbare bestuurder’ kenbaar te maken. Behalve wanneer hij diefstal, fraude of overmacht kan aantonen.
Kortom, de wetgever gaat er nu van uit dat de houder van de kentekenplaat moet weten aan wie hij zijn voertuig toevertrouwt. Indien hij zijn verantwoordelijkheid niet opneemt riskeert hij een zware straf. De Wegverkeerswet voorziet een gevangenisstraf van 15 dagen tot 2 jaar en een geldboete van 50 tot 4 000 euro. De rechter heeft ook de mogelijkheid om ‘het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig’ uit te spreken voor minstens 8 dagen en maximaal 5 jaar of levenslang.
Deze nieuwe regels zijn retroactief van toepassing sinds 15 februari 2018.

Bron: wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid, BS 15 maart 2018. (art. 5, 23, 24 en 26)